Interview met Lugubrum

Lugubrum plays boersk blek metle exclusivly

Lugubrum moet zo’n beetje de meest eigenzinnige Vlaamse band zijn die er
bestaat. Al sinds Winterstones uit 1995 volg ik de ontwikkelingen van deze band
op de voet. Het valt niet te ontkennen dat Lugubrum door de jaren heen vele
gedaanteverwisselingen heeft doorgemaakt. Toch kan je een Lugubrum-plaat zo uit
de massa halen. In 2007 bestaat men vijftien jaar. Hoog tijd dus om het
creatieve genier Midgaars aan de tand te voelen.

Midgaars, Lugubrum bestaat volgens de geruchten al van voor de dieren konden
spreken. Toch hebben de meeste mensen nog maar zelden van jullie gehoord. Vertel
eens wat meer over jullie vroegere omzwervingen?

Waar moet ik beginnen? Waarschijnlijk toen Barditus en ik elkaar ontmoetten
begin ’93 en de eerste serieuze nummers werden geschreven in een vochtige
ijskelder bezaaid met gestolen bierflessen, onder de wortels van eeuwenoude
beuken, vanaf dat moment was er geen twijfel; het was Lugubrum tegen de
rest. Of zonder de rest misschien, want in de eerste plaats maken we muziek om
onszelf te amuseren, op de tweede plaats om zoveel mogelijk mensen te irriteren
en op de derde plaats voor een handjevol dwazen dat dagelijks bier en wortels
offert aan een voos Lugubrum-altaartje.

De teksten van jullie eerste platen zouden zo uit een willekeurige
dichtbundel kunnen komen uit de hoogdagen van de romantiek. Gaandeweg zijn
beeldspraak en woordkeuze behoorlijk verschoven. Hoe zie je zelf die evolutie?

Qua thematiek is er inderdaad een afdaling van goddelijke epiek naar. Zeg maar
de goot, dat zal wel iets te maken hebben met ouder worden en de romantische
idealen van de jeugd die vermorzeld worden onder het geweld van leven aan de
rand van een samenleving. Tegenwoordig zijn we uit de beerput geklommen en
hebben we plaats genomen op een oude boomstronk, om daar wat te filosoferen.


Lugubrum 01Ergens
kunnen we in jullie discografie een zekere muzikale scheidingslijn ontwaren.
Rond de eeuwwisseling zijn jullie behoorlijk onbetreden paden gaan verkennen.
Hoe zie je dat zelf?

Dat was de periode van Bruyne Troon zeker? Op zich was dat album niet zo
grensverleggend, toch niet qua muziek. Ik denk dat het allemaal geleidelijk is
gegaan, behalve dat elk album toch wel anders klinkt. Ten eerste kan ik niet
twee keer hetzelfde doen – ik begrijp echt het nut niet van al die bands die
keer op keer hetzelfde album uitbrengen – en ten tweede nemen we telkens op een
andere manier op, deels omdat we vergeten zijn hoe het de vorige keer gelukt
was…

Na De Totem ging jullie label, Berzerker Records, op niet onopgemerkte wijze
op de fles. Hebben jullie zelf iets van die hetze gemerkt?

Weinig, ik hoorde het van andere bands.

De Ware hond is deels opgebouwd uit jamsessies. Was dat een nieuwe ervaring
voor jullie? Hoe gaat het er – rekening houdende met de behoorlijk aan alcohol
gekoppelde reputatie van Lugubrum – aan toe tijdens zo’n jamsessie?

Het was zeker een nieuwe ervaring, we hadden nog nooit een bezetting gehad
waarmee dat kon. Wat mij betreft is het de ideale manier van opnemen, je hebt
het gevoel van live te spelen en je hoeft nadien niet te prutsen met overdubs,
het maakt het mixen ook veel eenvoudiger, je moet enkel zorgen dat elk
instrument hoorbaar is en een beetje in balans staat. Het staat haaks op die
kutmentaliteit van tegenwoordig om alles te copy/pasten. En ja, er is minder
stress dus er kan al eens een pintje meer gedronken worden. Spijtig genoeg is
de helft van de bezetting van De Ware Hond alweer vertrokken, dus het
wordt weer afwachten hoe we het voor het volgend album gaan doen… Het zal
gelukkig weer anders klinken.

Optredens van Lugubrum zijn een zeldzaamheid. In 2005 stonden jullie
in het voorprogramma van Sunn O))) met een live-album als hard bewijs.
Hoe viel dat mee?

Paradiso was een prachtige ervaring, in zo’n zaal sta je nu eenmaal niet elke
week. We hadden ook een goede dag, misschien niet ons beste optreden, maar toch
zeker een van de betere. En de opname was excellent; er hoefde achteraf niks
aan gemixt, dankzij de zeer bekwame geluidscrew die dag. De enige wanklank kwam
van Bhodidharma’s sax, die juist voor het optreden vakkundig vermorzeld was door
een te enthousiaste Barditus, achteraf gezien natuurlijk weer een geniale inval,
want het maakt het geheel wel uniek. Het was ook gewoon niet zo’n goed
instrument (Bhodi speelt nu op een betere).

Waarmee meteen de “Trampled Brass” in de titel is verklaard. Waar slaan de
"Midget Robes" op?

Ik wou de slapende Barditus voor de grap een pij van Sunn O))) aandoen,
maar bemerkte tot mijn verwondering dat deze bestaan uit twee kleine pijkjes. Het zware live werk bij Sunn O))) wordt dus gewoon gedaan door
gestapelde dwergen, vermoedelijk onderbetaald…

Lugubrum 02

Tijdens de donkere Middeleeuwen was het bezitten van een hond een
statussymbool. Tegenwoordig is de hond, op een paar dure rashonden na, een
verguisd dier geworden. Is dat net de aantrekkingskracht voor Lugubrum?

Wij zoeken vooral naar exemplaren voorzien van het orgaan Kundabuffer, net onder
de staart. Maar dan wel de echte, niet de goedkope, getunede modellen.

Persoonlijk ben ik redelijk overtuigd van de volgende stelling: "Het
unieke geluid van Lugubrum is eigenlijk gewoon de muzikale uitloper van de
Vlaamse platvloersheid en boertigheid.
" Kom ik daarmee in de buurt van de
waarheid?

Platvloersheid hoor ik als ik radio Donna opendraai (in een vlaag van
verstandsverbijstering) dus ik zie het liever vervangen door koppigheid,
teneinde u te behoeden voor een contradictio in terminis;… iets dat platvloers
is kan immers nooit uniek zijn.

Goed, dan verander ik dat in "Vlaamse balsturigheid".
Sinds 2004 hebben we in Vlaanderen een "ambassadrice van boerenleven". Toch zit
het boerenleven niet bepaald in de lift. Kleinere bedrijven zijn slaaf geworden
van de voederbedrijven. De eigenaars hebben in veel gevallen geen nagel om aan
hun gat te krabben. Is het spelen van Boersk Blek Metle een uiting van
nostalgie?

Binnen Lugubrum heerst er wel degelijk een zekere hang naar nostalgie en vergane
glorie, daarbij komt dat een agrarisch landschap in onze contreien een mager
doch dankbaar substituut is voor natuur. Ik zie het niet graag verdwijnen.
Voor de rest interesseer ik me weinig voor het boerenleven. Maar wie weet
organiseren we ooit nog eens een soort openlucht “Farm Aid”.

Gerrit Komrij schrijft in zijn “Kakafonie – Encyclopedie van de stront” dat
de mens niet graag over zijn stront praat: “We hebben er geen controle over,
het is té intiem, het stinkt en ziet er afzichtelijk uit, het zou een duivelse
daad zijn om te beweren dat men het Lichaam van Christus terug kan uitscheiden,
etc
” Het lijkt alsof de leden van Lugubrum zich van die schuld en
schaamte niks aantrekken, niet?

Wel, een potje kleien is het minimum aan creativiteit waartoe ik me dagelijks
verplicht. Meer dan een gezonde fascinatie is het overigens niet; mijn huis
staat niet vol met bruine beeldjes en ik maak ook geen stinkende schilderijen.
We hebben zoals veel kunstenaars onze bruine periode gehad, dat is alles.

Tot slot, lees ik net dat Lugubrum in 2008 Albino de Congo zal
uitbrengen, een album dat zich zal richten op onze oude kolonie. Kun je daar al
wat meer over vertellen?

De koloniale periode van België is uniek en absurd en fascineert me enorm, maar
het is ook iets waar de meeste mensen liever niet aan herinnerd worden, dus
commercieel zal het wel weer geen goede zet zijn. Om dit verlies te
compenseren hebben we een klein stukje Congo geherkoloniseerd. Een klein stukje
maar, er woont precies één gezin; Pygmeeën en zij zijn volledig akkoord.
Muzikaal kan ik er nog niet veel over zeggen; de Pygmeeën horen er flarden
Boersk Blek in en qua structuur zou het wat ingewikkelder zijn dan de vorige.
Het hangt allemaal een beetje af van de omstandigheden in de studio, hoelang we
kunnen opnemen voor de stroom uitvalt en zo. We zullen ook meer gebruik maken
van plaatselijke muzikanten om verplaatsingskosten uit te sparen, we vliegen met
een zeer kleine bezetting naar ginder.

Links: