Swans en Sir Richard Bishop in Nijmegen

Swans en Sir Richard Bishop in Nijmegen

Dinsdag 20 november 2012, Doornroosje



Swans 390

Swans, ik ben bang. Dat komt door al die mensen die steeds benadrukken hoe hard de band speelt. “Ze hebben in de jaren ’80 eens zo hard gespeeld dat het beton begon af te brokkelen,” zegt een concertganger. “Heb je wel doppen bij je?” vraagt de ticketmadam bij binnenkomst. Moet ik me zorgen gaan maken over mijn organen? Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Evenals de neiging om mijn oordoppen alvast in te doen. Maar eerst speelt Sir Richard Bishop. Een man, aardig op leeftijd, sik omgehangen, hoed opgezet, betreedt het podium met een akoestische gitaar. Ik trek m’n doppen er weer even uit.

Internationale muziek, dat moge duidelijk zijn. Ik hoor Spaanse flamenco, gemixt met hier en daar een oosterse toonladder. Ik hoor zelfs wat Britse folk. Sir Richard Bishop speelt alleen, en dan ook nog eens alleen met zijn gitaar. Wat opvalt aan de traditionele muziek is de onderliggende drone. Een bassnaar wordt herhaaldelijk aangeslagen en daar waar deze vervaagt, kan de luisteraar hem in herinnering nog horen. Een ietwat opvallende opener, gezien de muziek melodieus en in geen enkel opzicht hard is. Zelfs meneer Bishop sluit af met een uitspraak over gehoorbeschadiging. Ik schroef de rubberen plugjes maar weer tot op mijn trommelvlies naar binnen.

In de korte periode tussen het serene gitaarspel van Sir Richard Bishop en het audiogeweld van Swans heb ik even de tijd om rond te kijken. Het eerste dat opvalt: de gemiddeld hoge leeftijd. En de onuitgesprokenheid van het publiek. Hier en daar lopen wel wat aparte verschijningen rond, zoals de nu al heen en weer wiebelende Belgische junk voor mij, maar over het algemeen zie ik een willekeur aan ‘normaal’ volk.

Hij wiebelt nog steeds, begint zelfs wild te dansen, als de eerste tonen van Swans mijn lichaam penetreren. Knap, want vooralsnog is er slechts sprake van een kalmerende, a-ritmische drone. Ik word hier een beetje zenuwachtig van en begin me een beetje te ergeren. Ik wil zo graag opgaan in de muziek, maar die vent wil maar niet stilstaan. Gelukkig gaat hij drinken halen en zie ik de kans schoon om naar zijn plekje op te schuiven.

‘Uitverkocht’. En dat is merkbaar, we staan schouder aan schouder. Ik zie niets, dus besluit ik mezelf over te geven aan de muziek. Ik sluit mijn ogen. Het duurt even, maar de combinatie van de lichamelijke ervaring dat het – inderdaad – hoge volume met zich meebrengt en de extreem eentonige klanken weet me eindelijk te raken. Ik begin, net als de mensen om mij heen, te wiebelen. Doe ik dit zelf? Het lijkt niet zo. Ik vertrek langzaam. Vooral tijdens de extreem uitgerekte versie van The Seer, wel drie kwartier tot een uur, bevind ik me elders. Tijd speelt geen rol en het geweld dat mijn lichaam teistert doet me voelen alsof ik in een zee van trillingen drijf. Dit mag nog wel even doorgaan wat mij betreft. Gelukkig speelt de band lang. Ik doe maar een gok: zo’n 2,5 uur.

Het nieuwe werk, want dat wordt bijna uitsluitend gespeeld, komt goed uit de verf. Het enige uitstapje, het oude Coward, biedt afwisseling in de vorm van industrieel aandoende narigheid. De glimpen die ik opvang tonen een bezeten Michael Gira en een zwaar gefocuste band, inclusief wild getimmer op een klokkenspel, gong en atonaal vioolgeschuur. Ik denk dat de band hier misschien wel net zo hard in opgaat als het publiek, dat overwegend met de ogen dicht rare bewegingen maakt. Moet het zo hard? Normaal gesproken ben ik er geen voorstander van, maar Swans is echt een uitstekende uitzondering. De fysieke beleving geeft echt een extra dimensie.

Hardste stand-alone optreden van het jaar. Hard in de vorm van volume (hoewel het na de verhalen meeviel), hard in de vorm van geweldig, hard in de vorm van ongeveer 2,5 uur lang. Hard in de vorm dat mijn nieren zich waarschijnlijk van mijn lichaam gaan afscheiden, ergens in de komende 24 uur. Ik ben overtuigd.

Links: